29 februari 2008

Klein verzet

Nee, het gaat niet over wielrennen. Daar valt dezer dagen weliswaar veel over te lezen, maar vrolijk worden is er al lang niet meer bij. Liever het verzet waarmee veel Fransen tussen 1940 en 1945 de hordes uit het oosten tegemoet traden. Maquis was de geuzennaam waaronder de résistance het de Duitse bezetter in die jaren uitermate moeilijk heeft gemaakt. De naam van de lage begroeiing in de Provence, de garrigue in de Languedoc. Een landschap waarin je makkelijk een schuilplaats kon vinden.
Nadat het Franse leger in juni 1940 moest capituleren, werd enkele maanden later duidelijk dat uiteindelijk de oorlog alleen gewonnen kon worden met een invasie vanuit Engeland. Het Franse geheime verzet concentreerde dan ook vrijwel alle aandacht op het vernietigen van de kritische infrastructuur van de Duitsers, als voorbereiding op de invasie in Normandië op 6 juni 1944.

Dat gebeurde soms met heel veel geweld, van beide kanten. De Maquis maakte nooit gevangenen en de leden van de vele verzetsgroepen wisten dat er geen overleven mogelijk was wanneer ze zelf in Duitse handen vielen. Vanaf het begin dus hard tegen hard. Geheimhouding betekende dat slechts in kleine kring men wist wie wie was, en dan nog veelal onder een schuilnaam.
Zoals hèt symbool van het verzet, de in Béziers geboren Jean Moulin die in 1940 door het pro-Duitse bewind in Vichy ontslagen werd als prefect van het departement Eure-et-Loir. Hij vertrok naar het zuiden en sloot zich aan bij de Maquis in de Bouches-du-Rhône. Na een bezoek aan De Gaulle in Londen kreeg hij de leiding over het verzet in het hele land, werd per parachute weer in de Alpilles gedropt en opereerde daar vooral onder de naam Max. In juni 1943 werd hij opgepakt tijdens een bijeenkomst van verzetsleiders vlakbij Lyon. De chef van de Gestapo in die stad, de beruchte Klaus Barbie, sloeg hem volgens getuigen in coma en mishandelde hem onherkenbaar. Maar onderzoek na de oorlog wees uit dat Max niets had verteld, ook niet toen hij later in Parijs nog een keer door de mangel werd gehaald. Jean Moulin stierf op 8 juli in een trein bij Metz op weg naar een Duits concentratiekamp.

Maar er was ook klein verzet. Bijvoorbeeld in de Cévennes, dat een traditie heeft waar het om strijd tegen overheersers gaat. Vébron, een dorpje met toen 250 inwoners in het dal van de Tarnon ten zuiden van Florac. Olivier Poujol zorgde daar voor een forse bevolkingstoename door ruim zestig vooral joodse vluchtelingen onder te brengen.

Het verzet droeg vaak de Baskische alpino, een hoofddeksel dat in de zuidelijke streken heel normaal was. Op die manier konden ze zich ook onopvallend in de regio bewegen. Leider van de Maquis in de Cévennes was Commandant Audibert, schuilnaam van Michel Bruguier, zoon van een senator. Hij trok aan het hoofd van zijn eenheid, omgedoopt tot Forces Françaises Libres (FFL), eind augustus 1944 over de Pont de Rochebelle de stad Alès binnen om die van de Duitsers over te nemen.

Labels: , , ,

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage