13 november 2009

Jean-Pierre Chabrol

Chamborigaud, ten noorden van Alès, midden in de Cévennes. Op 11 juni 1925 geboorteplaats van schrijver Jean-Pierre Chabrol. Vader en moeder in het onderwijs, maar een familie met een lang verleden als geitenhoeders. Op de ferme van de voorouders, Mas du Gravas, in het gehucht Pont-de-Rastel. Archieven noemen 1310 als jaar waarin de bouw begon. In het werk van Chabrol speelt de omgeving van zijn jeugd een belangrijke rol.

Hij studeert in Parijs, maar tijdens vakantie in de Cévennes in 1942 sluit hij zich aan bij een verzetsgroep in de Montagne du Bougès. Bij de maquis ervaart hij de essentie van de camisards, het protestantse verzet tegen de katholieke inquisitie. Na de bevrijding, zoals veel verzetsmensen, lid van de communistische partij en journalist bij het partijblad L'Humanité. De Russische bezetting van Hongarije in 1956 wordt een breuk en hij zweert het communisme af.

In Parijs werkt hij aan een grote literaire productie, vaak met de Cévennes als inspiratie. In 1961 publiceert hij zijn grote roman Les Fous de Dieu over de camisards. Er volgt een serie Les Rebelles over de jaren dertig. Zijn stijl is realistisch, romantisch maar tegelijk sociaal en militant. Chabrol krijgt Parijse vrienden onder artiesten, zangers en cineasten. Georges Brassens, Claude Marti, Jacques Canetti, Guy Béart, Jacques Prévert, Leo Ferré. Werkt met hen samen, schrijft chansons, teksten en scenario's, werkt voor radio en tv, treedt op als verteller in theaters en reist de wereld over.

Maar zijn hart ligt in de Cévennes. In de jaren zeventig schrijft hij La Crève-Cévenne, een fel protest tegen de verloedering van zijn geboortegrond. Mijnen die gesloten worden, dorpen die leeglopen en oude mas die verkocht worden als tweede woning aan Parijzenaars en buitenlanders. Hij verzet zich tegen de inrichting van het Parc National des Cévennes, altijd kiezend voor de mensen die eeuwenlang het gebied hebben bewoond en bewerkt. Zijn toon wordt harder, verre van romantisch. We kunnen het ons aantrekken...

" Les Parisiens occupent les mas qu'ils ont acheté à des morts, les Belges et les Hollandais les ruines qu'ils ont cher payées aux marchands de biens. La Cévenne ressemble alors à n'importe quoi, elle est au goût du jour. Quant aux " aoûtiens " occasionnels, ils regardent les naturels comme les Indiens de la Réserve : non, vraiment, ils ne croyaient plus que ça existait encore, dans notre France d'aujourd'hui, la pécore à l'état brut... "


Op 1 december 2001, 76 jaar oud, verlaat hij voorgoed zijn Cévennes. Zijn laatste dagen in Mas du Gravas, een jaar na het laatste boek Colères en Cévenne.

Labels: , , ,

29 februari 2008

Klein verzet

Nee, het gaat niet over wielrennen. Daar valt dezer dagen weliswaar veel over te lezen, maar vrolijk worden is er al lang niet meer bij. Liever het verzet waarmee veel Fransen tussen 1940 en 1945 de hordes uit het oosten tegemoet traden. Maquis was de geuzennaam waaronder de résistance het de Duitse bezetter in die jaren uitermate moeilijk heeft gemaakt. De naam van de lage begroeiing in de Provence, de garrigue in de Languedoc. Een landschap waarin je makkelijk een schuilplaats kon vinden.
Nadat het Franse leger in juni 1940 moest capituleren, werd enkele maanden later duidelijk dat uiteindelijk de oorlog alleen gewonnen kon worden met een invasie vanuit Engeland. Het Franse geheime verzet concentreerde dan ook vrijwel alle aandacht op het vernietigen van de kritische infrastructuur van de Duitsers, als voorbereiding op de invasie in Normandië op 6 juni 1944.

Dat gebeurde soms met heel veel geweld, van beide kanten. De Maquis maakte nooit gevangenen en de leden van de vele verzetsgroepen wisten dat er geen overleven mogelijk was wanneer ze zelf in Duitse handen vielen. Vanaf het begin dus hard tegen hard. Geheimhouding betekende dat slechts in kleine kring men wist wie wie was, en dan nog veelal onder een schuilnaam.
Zoals hèt symbool van het verzet, de in Béziers geboren Jean Moulin die in 1940 door het pro-Duitse bewind in Vichy ontslagen werd als prefect van het departement Eure-et-Loir. Hij vertrok naar het zuiden en sloot zich aan bij de Maquis in de Bouches-du-Rhône. Na een bezoek aan De Gaulle in Londen kreeg hij de leiding over het verzet in het hele land, werd per parachute weer in de Alpilles gedropt en opereerde daar vooral onder de naam Max. In juni 1943 werd hij opgepakt tijdens een bijeenkomst van verzetsleiders vlakbij Lyon. De chef van de Gestapo in die stad, de beruchte Klaus Barbie, sloeg hem volgens getuigen in coma en mishandelde hem onherkenbaar. Maar onderzoek na de oorlog wees uit dat Max niets had verteld, ook niet toen hij later in Parijs nog een keer door de mangel werd gehaald. Jean Moulin stierf op 8 juli in een trein bij Metz op weg naar een Duits concentratiekamp.

Maar er was ook klein verzet. Bijvoorbeeld in de Cévennes, dat een traditie heeft waar het om strijd tegen overheersers gaat. Vébron, een dorpje met toen 250 inwoners in het dal van de Tarnon ten zuiden van Florac. Olivier Poujol zorgde daar voor een forse bevolkingstoename door ruim zestig vooral joodse vluchtelingen onder te brengen.

Het verzet droeg vaak de Baskische alpino, een hoofddeksel dat in de zuidelijke streken heel normaal was. Op die manier konden ze zich ook onopvallend in de regio bewegen. Leider van de Maquis in de Cévennes was Commandant Audibert, schuilnaam van Michel Bruguier, zoon van een senator. Hij trok aan het hoofd van zijn eenheid, omgedoopt tot Forces Françaises Libres (FFL), eind augustus 1944 over de Pont de Rochebelle de stad Alès binnen om die van de Duitsers over te nemen.

Labels: , , ,