|
Jacques Cœur op een biljet van 50 francs uit 1941 |
Ook Franse historie is vooral opgetekend rond vorsten met hun koninklijke gades en burgerlijke bijvrouwen, mislukte en succesvolle legeraanvoerders en een stoet aan abten met hier en daar een paus. Toch hebben in hun schaduw velen een rol van betekenis gespeeld. Zoals Jacques Cœur. Zoon van een rijke bonthandelaar in Bourges, die naar Damascus gaat om handel te drijven. Hij bouwt in korte tijd een imperium op met een enorme handelsvloot. Partners in de Levant, Italië en Spanje en kantoren in de grote Franse steden en het Vlaamse Brugge. Schepen op de bekende routes en commerciële contacten reiken tot alle Arabische havens.
In 1432 verhuist zijn hoofdkwartier naar Montpellier, waar hij de handel op de Méditerranée regisseert. Een majestueus paleis (links) verrijst in zijn geboorteplaats. De duurste bezittingen worden gekocht en hij is baas in een dertigtal
seigneuries. Cœur bankiert, heeft mijnen, verdient schatten met wisselkantoren en wordt één der rijkste mannen van Europa.
Door zijn huwelijk met de dochter van de muntmeester in Bourges raakt hij verzeild aan het hof van Charles VII. En later als intieme vriend zelfs in de slaapkamer van de beeldschone Agnès Sorel, de favoriete minnares van de koning en uitvindster van het décolleté.
Haar bescherming legt hem geen windeieren. Hij krijgt een adellijke titel en leent zelfs geld aan Charles VII. In ruil daarvoor wordt hij benoemd tot grand argentier, een soort minister van financiën en muntmeester tegelijk. Met nog wat andere taakjes, waaronder de lucratieve inspectie van de zoutbelasting, is hij vrijwel de machtigste man in het koninkrijk.
Zoveel macht en rijkdom brengt jaloezie en vijanden. Niet de minste is Charles VII zelf. Het sprookje heeft dus een voorspelbaar einde wanneer de pas 28-jarige Agnes Sorel (rechts) in 1450 op haar kasteel in Rouen voor de laatste keer adem haalt. Naar later blijkt vergiftigd door nicht Antoinette de Maignelais, die prompt de vrijgekomen plek in het koninklijk bed bezet. Maar dat terzijde.
Charles schopt de vriendenschaar van Agnes de deur uit en Jacques Cœur verhuist wegens vermeende misdaden naar de gevangenis van Poitiers. Alle bezittingen worden geconfisceerd. In 1454 weet hij te ontvluchten en belandt bij bevriende paus Nicolaas V die hem aan een baantje helpt. Hij krijgt het bevel over een kleine vloot die tegen de Turken moet uitvaren, maar Jacques haalt net het Griekse eiland Chios. Daar wordt hij ziek en sterft kort daarna.
Hoewel vrijwel vergeten, is de lijfspreuk van Jacques Cœur nog steeds een Frans gezegde.
A coeur vaillant, rien d'impossible.
Labels: Agnes Sorel, Bourges, Charles VII, Damascus, Montpellier, paus
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage