Visafval
100 miljoen jaar heeft het geduurd voordat in Roussillon (Vaucluse) iemand op het idee kwam met het geel-rode goedje iets te ondernemen. De dorpelingen hadden eeuwenlang de oker in en om hun stulpje als vanzelfsprekend ervaren, er de muren mee gekleurd en verder hun leven geleefd. Pas in de 18e eeuw, toen de grauwsluier van de Franse culotte en jak verdween, schudde het dorpje wakker. De ijzerhoudende klei met de opvallende kleur bleek bij uitstek geschikt om textiel te verven. Binnen de kortste keren werd de wijde omgeving omgewoeld door okermijnen en kwamen de Roussillonais in betere doen.
100 miljoen jaar geleden was het ter plekke nog zeebodem.
Vol schaal-en schelpdieren, zeeëgels en meer van dat soort gedierte dat tegenwoordig de menukaart van een visrestaurant siert. De restanten van deze lekkernijen hebben, na wat vulkaanuitbarstingen, klimaatveranderingen en meer natuurlijk ongerief, uiteindelijk de beroemde oker opgeleverd. Het pigment, geliefd bij kunstschilders en stucadoors, heeft Roussillon zelfs aan een okermuseum geholpen.
En er is goed geld mee verdiend. Aan het dorpje valt de economische voorspoed goed af te zien, hoewel er vandaag-de-dag alleen nog wat toeristische oker wordt gewonnen. Voor een flesje of potje trekken de hordes bezoekers grif hun creditcard, de eet- en slaaphuizen doen goede zaken.
Wees dus zuinig op de leeggeslobberde oesters, palourdes, mosselen en ander visafval, je verre nazaten kunnen er misschien ooit goeie sier mee maken.
Labels: oker, pigment, Roussillon, textiel, Vaucluse
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage