3 juni 2008

Sète

Venetië van de Languedoc wordt het wel genoemd, vooral in de toeristenfolders. Maar verwacht er geen gondels of operaklanken. Sète is een werkende stad met veel water en tonijnvissers. De Sétois zelf hebben het het over l'ile singulière, wat zoveel betekent als bijzonder eiland. Vanaf zee toont de Mont Saint-Clair zich inderdaad als een bult die uit het water oprijst. Een walvis die de kop uit de golven steekt, vonden vroege Gallo-Romeinse bewoners van de kuststreek. Dus noemden ze de bijna ronde heuvel Cette, naar cétacé voor walvis. Het grote waterzoogdier heeft nog steeds een prominente plaats in het stadswapen. In die tijd lag de heuvel nog in een lagune die later dichtslibde, net als de oude havens van Aigues Mortes, Agde en Narbonne. Cette is dan al bekend om zijn gepekelde vis.

Van Seta in de middeleeuwen, via Ceta en Cetia in de 16e eeuw, naar Montmoroncette toen de hertog van Montmoroncy als gouverneur van de Languedoc een versterking bouwde op de heuvel en gelijk maar zijn eigen naam aan de plek gaf. In 1666, onder Louis XIV, is de bouw van de beschermde havendam klaar en wordt de naam uiteindelijk Sète (Seta in het plaatselijke occitan). De Franse vloot en handelsschepen vinden er een veilige ankerplaats, de visserij komt tot bloei en via het Canal du Midi ligt het achterland open tot aan Bordeaux.

In juli 1710 tijdens de Spaanse Successieoorlog zijn de Engelsen er wel een tijdje de baas, maar tot de vorige eeuw blijft Sète altijd gespaard voor oorlogsgeweld. Op 25 juni 1944 wordt echter vrijwel de hele stad verwoest tijdens een bombardement door de Amerikaanse luchtmacht als voorbereiding op de bevrijding van de Languedoc. Het grote spooremplacement en de raffinaderijen van Balaruc en Frontignan zijn dan voor de Duitsers niet meer bruikbaar en op 20 augustus is de oorlog in Sète voorbij.

Van die verwoesting is niets meer te zien en de stad heeft zich ontwikkeld tot de belangrijkste Franse vissershaven aan de Méditerrannée. Maar ook een warme zuidelijke stad vol cultuur en joi de vivre. Met schrijver Paul Valéry, chansonnier Georges Brassens, zigeuner gitarist Manitas de Plata, acteur-regisseur Jean Vilar, filmregisseuse Agnès Varda en de schilderende en beeldhouwende broers Di Rosa heeft Sète, met maar net 40.000 inwoners, een hoge score op de kunstladder.

En met de Tielle à la Sétoise een culinaire trekpleister die een omweg naar dit bijzondere eiland waard is.

Labels: , , ,

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage