Cathédrale du Champagne
.jpg)
Eugène bleek een man van grote ideeën, met een even grote neus voor het begrip marketing avant la lettre. In zeven jaar tijd bouwde hij een ondergrondse kelder in Epernay met 47 tunnels, totaal 18 kilometer.
Niet alleen voor productie en opslag, ook voor publiek. In 1871 regelde hij voor de toenmalige president Sadi Carnot een rondleiding met paard en wagen door de met fakkels verlichte kelders. De kranten stonden er vol van.
Maar onsterfelijk werd hij in 1889 met zijn Cathédrale du Champagne. Jarenlang waren 150 Hongaarse eiken in het geheim omgetoverd tot een gigantisch wijnvat met een capaciteit van 213.000 flessen. Het duurde twee jaar voor de 1600 hectoliters beschikbaar waren om het vat te vullen en de journalisten het gevaarte konden bezoeken.
Op 16 april 1889 werden de muren van de werkplaats gesloopt, een dag later was het vat klaar voor transport naar Parijs. Het duurde 8 dagen en nachten om met 24 ossen uit de Morvan en 18 paarden de reis te voltooien. Onderweg stortten twee bruggen in, werden andere beschadigd, straatverlichting en gevels gehavend en 5 huizen gekocht om af te breken. Maar toen stond het gevaarte dan ook op de grote wereldtentoonstelling in de hoofdstad.

De voormalige Hongaarse eiken staan sindsdien op een prominente plek in het huis Mercier.
Labels: Eifeltoren, Epernay, Eugène Mercier, Sadi Carnot, Wereldtentoonstelling
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage