Uitvinding
Zet wat nationaliteiten bij elkaar en er ontstaat vanzelf een nationalistisch gevoel bij de deelnemers. Allen hebben de beste sporters, het lekkerste eten, de mooiste vrouwen/mannen, de moeilijkste taal om te leren, de domste regering en de slechtste televisie. Amerikanen voegen daar de meest erbarmelijke president aan toe, doorgaans zonder enige bezwaar van andere aanwezigen.

Toch valt dat bij enig onderzoek wel mee. Met name wanneer het om inventions gaat die het menselijk lijf betreffen wordt er aardig gescoord. Al in 1565 ontdekte Ambroise Paré, een koninklijk chirurgijn die zijn klanten haalde van de vele slagvelden, hoe de bloedvaten precies liepen. Moet een bescheiden heerschap zijn geweest, want van hem stamt de uitdrukking die eeuwen boven de werkplek van elke Franse arts paste: Je le pansai et Dieu le guérit. Het echte werk liet hij dus over aan hogere machten.
Een eeuw later was het Jean-Baptiste Denis, lijfarts van Louis XIV, die het lukte om de eerste bloedtransfusie voor elkaar te krijgen. Hij gebruikte in 1667 bloed van een lammetje om een mens van nieuwe brandstof te voorzien. Dat moest helpen tegen waanzin. Hoe het de patiënt verder verging vertelt de historie helaas niet.

Na enkele aanpassingen kreeg de Pruisische Tobias Schmidt, toch toevallig in Parijs, opdracht het eerste exemplaar bedrijfsklaar te maken. Tobias, in betere tijden bouwer van clavecimbels, was vriendje van de stadsbeul die het werk met de hand niet meer aankon. Voor 812 zilveren livres klaarde hij het klusje en op 25 april 1792 was de voor diefstal veroordeelde stratenmaker Nicolas Pelletier de eerste die merkte dat de guillotine perfect werkte. Na hem volgde een lange stoet, waaronder nogal wat politici die in 1789 oui hadden geroepen tegen de valbijl.

Hij overleed in 1814 gewoon in bed en probeerde tot zijn dood vergeefs zijn naam van het apparaat te krijgen.
Labels: bloedvaten, guillotine, stadsbeul, transfusie
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage